Terug naar overzicht

Rente van 9% op lening van ouders voor woning te hoog

23 augustus 2019
 
 
 

X en haar partner Y woonden samen in de woning van Y. Hij had voor de financiering van de woning in januari 2015 een annuïteitenlening van € 271.556 afgesloten bij zijn ouders. De lening had een looptijd van 30 jaar en de rente bedroeg 9% per jaar met een rentevaste periode van 15 jaar. Voor de lening had Y geen zekerheid gesteld. X en Y brachten voor de eigenwoningschuld in 2015 in totaal € 24.365 aan rente in aftrek, waarvan € 13.010 (58%) aan X werd toegerekend. Bij het opleggen van de aanslag IB 2015 van X accepteerde de inspecteur van de rente van € 24.365 slechts € 12.183 als zakelijke rente en rekende daarvan 58% toe aan X. De rente was volgens de inspecteur aftrekbaar tot een bedrag van 4,5% van de hoofdsom, omdat dit een zakelijk en marktconform rentepercentage was in het jaar 2015. Het bovenmatige deel van de in aftrek gebrachte rente merkte de inspecteur aan als een schenking van Y aan zijn ouders. Rechtbank Den Haag was het daarmee eens, waarop mevrouw X in hoger beroep ging. Hof Den Haag besliste dat de bewijslast voor de zakelijkheid van het rentepercentage bij X lag en dat zij niet in deze bewijslast was geslaagd. Zij had aangevoerd dat voor de hoogte van het rentepercentage moest worden aangesloten bij de rentetarieven van persoonlijke leningen zonder zekerheden. Uit de leningovereenkomst volgde echter dat Y zich, zolang de hoofdsom, rente en kosten niet volledig waren afgelost, had verbonden om op verzoek van zijn ouders zekerheid te verlenen van een zo hoog mogelijke rang. X had niet aannemelijk gemaakt dat dit ook het geval was bij persoonlijke leningen zonder zekerheden. X had volgens het Hof niet aannemelijk gemaakt dat bij het aangaan van de geldlening sprake was van een hoog risico dat een rente van 9% rechtvaardigde. Het Hof was het met de Rechtbank eens dat het door de inspecteur vastgestelde rentepercentage van 4,5 kon worden gevolgd. Ten tijde van het afsluiten van de lening was een rente in de bandbreedte van rond de 3% gangbaar was voor een lening met zekerheidsstelling en een rentevaste periode van 15 jaar. Rekening houdend met de omstandigheid dat de lening van Y niet door zekerheid was gedekt, was een rentepercentage van 4,5 niet onredelijk. Het Hof verklaarde het hoger beroep van X ongegrond.